Wieringen

Slider_001
Slider_002
Slider_003
Slider_004
Slider_005
previous arrow
next arrow

Op Wieringen

Wieringen is niet zomaar een gebied in de Kop van Noord-Holland, maar een voormalig eiland. Alleen al aan de uitdrukking dat je “op" Wieringen bent en niet “in" Wieringen, kun je merken dat het eilandgevoel nog sterk leeft. Het golvende, kleinschalige landschap. De zee nabij. Ganzen, gakkend overvliegend in V-formatie. En van verre zie je het eiland al boven zijn omgeving uitsteken. Zo is en blijft Wieringen een eiland.

In de loop van de vorige eeuw is er veel aan Wieringen veranderd. De meest in het oog springende veranderingen zijn wel de aanleg van de Amsteldiepdijk (1924), de inpoldering van de Wieringermeer (1930) en de aanleg van de Afsluitdijk (1932).

Maar ook de schaalvergroting en intensivering van de landbouw hebben hun stempel op Wieringen gedrukt. Gelukkig schemeren de vroegere natuur en cultuur nog door het landschap.

Land door ijs en zee

Wie meer van het Wieringer landschap wil begrijpen, moet zich verdiepen in de geschiedenis van het eiland.

Dit “verdiepen" kunnen we zeer letterlijk nemen. Stel we graven boven op het eiland een gat. We zullen dan ontdekken dat de kern bestaat uit zand overdekt met een compacte massa van leem, zand en keien (keileem). Het zand was ten tijde van de voorlaatste ijstijd reeds ter plekke aanwezig en is door het ijs opgestuwd. Het keileem is echter over honderden kilometers aan de onderkant van het landijs meegevoerd en gaandeweg verpulverd en versmeerd.

Een groot deel van dit keileem is weer verdwenen door de zee; ooit heeft Wieringen aan Texel en Gaasterland vastgezeten.

Klimmen we uit onze denkbeeldige kuil, dan merken we dat het keileem bedekt is met een laag zand van een halve tot anderhalve meter dik. Dit zand wordt ook wel dekzand genoemd en het kwam hier terecht in de laatste ijstijd.

Graven we een nieuwe kuil in één van de laaggelegen kogen, dan duurt het wat langer voor we op het keileem en het dekzand stuiten. We komen namelijk eerst enkele decimeters klei, zavel en veen tegen. Deze klei, zavel en veen zijn afkomstig uit de periode na de laatste ijstijd (vanaf 10.000 jaar geleden). Het klimaat werd warmer en vochtiger en de zeespiegel rees. Aan de voet van de keileemheuvels werd door de zee klei afgezet. Er ontstonden kwelders, zoals nu nog het Balgzand. De voormalige kwelders vormen de hedendaagse kogen en polders. Van tijd tot tijd verplaatste de kust zich naar het westen, omdat de zeespiegel daalde. Dan kreeg veenvorming een kans. Wieringen werd dan een eiland in een zompig, uitgestrekt veenlandschap. Op enkele plaatsen, zoals in de Hoelmerkoog en Polder Waard-Nieuwland, kun je nu nog veen in de ondergrond aantreffen.

Het "wier" van Wieringen.

Wier en Wieringen. De naam “Wieringen" roept direct associaties op met het vroeger veel gebruikte zeewier. Echter, de oorsprong van de naam ligt waarschijnlijk elders. Eén van de mogelijke verklaringen kan worden gevonden in het begrip “wir", dat Oud Fries is voor “hoogte". Geen verwonderlijke verklaring voor deze hooggelegen bult te midden van veen of zee. Je kunt je goed voorstellen hoe deze “hoogte" al duizenden jaren een toevluchtsoord voor de mens vormt. Enkele archeologische vondsten getuigen hiervan.

In de loop van de Middeleeuwen werden de hoge delen van het landschap belangrijker. De invloed van de zee nam sterk toe. Een groot deel van het omliggende veen werd door de zee weggeslagen. Om het eiland tegen verder gaande afslag te behoeden, ging men over tot de aanleg van dijken. De eerste dijken dateren uit de 11e eeuw. Zo’n dijk bestond veelal uit een metershoge, dikke muur van gestapeld zeegras (de wierriem), die aan de binnenkant (de landzijde) versterkt werd door een aarden wal.

Dit “wier" was dus eigenlijk geen zeewier, maar groot zeegras (Zostera marina), een grasachtige plant die groeide op de wadplaten in de omgeving van het eiland. Het zeegraspakket werd op z’n plaats gehouden door een rij houten palen. In 1732 kwam de paalworm echter mee met de Oost-Indiëvaarders en deze vrat zich een weg door de zeewering. Men werd genoodzaakt de houten palen te vervangen door stenen.

Heden ten dage is op enkele plaatsen het wierpakket nog zichtbaar, zoals de Hoelmerdijk en een gedeelte van de Hippolytushoeverdijk aan de zuidzijde van het eiland. Op deze plaatsen is na de inpoldering van de Wieringermeer de steenglooiing verwijderd. De wierdijk is daar in min of meer oorspronkelijke staat te bewonderen.

De dijken hebben de eilandbewoners de afgelopen eeuwen tegen de zee weten te beschermen. Deze bescherming tegen de zee gold niet alleen voor de woonplaatsen op de keileemheuvels, maar ook voor de graslanden in de kogen. De kogen waren door de slechte afwatering ongeschikt voor akkerbouw en veeteelt. Hierdoor bedreef men akkerbouw en veeteelt op de heuveltoppen en had men hooilanden in de laaggelegen kogen. Nog steeds is dit patroon van bewoning, akkers en graslanden herkenbaar in het landschap.

De zee in de ondergrond.

Verdwenen zijn de steeds terugkerende overstromingen. Van de vroegere invloed van zout zeewater is weinig overgebleven. Verdwenen zijn ook de velden waarop het zeegras te drogen lag. Aanwezig is die zee nog wel. Hij zit (diep) in de grond en weet op enkele plaatsen aan het oppervlak te komen. Bijvoorbeeld in de sloten vlak achter de Waddenzeedijk. Maar ook in de kogen en polders aan de zuidzijde baant dit zeewater zich een weg omhoog, zoals in de Westerlanderkoog en in Polder Waard-Nieuwland.

De afsluiting van de Zuiderzee en de inpoldering van de Wieringermeer zijn natuurlijk direct van belang geweest voor de afnemende invloed van de zee. De ingrepen brachten de mogelijkheid met zich mee om grote hoeveelheden zoet (IJsselmeer)water aan te voeren. Dit zoete inlaatwater leidde tot een sterke verdunning van het brakke kwelwater. Landbouwkundig had dit grote voordelen. Voor de zeldzame brakke natuur was dit echter een stap achteruit.

Een type grasland, dat vroeger op Wieringen voorkwam en nu alleen nog op Texel, is het bloemrijke, zilte hooiland. Deze hooilanden worden gekenmerkt door een veel sterker reliëf. Op de hogere ruggen kon regenwater stagneren, waardoor naast de typische kweldersoorten ook liefhebbers van zoeter water voorkwamen. Zo stonden hier in grote aantallen orchideeën.

Plek voor natuur.

Net zoals de mens in de loop der eeuwen zijn plekje op het eiland heeft gevonden, heeft de natuur dit ook gedaan. Voor de natuur gaat het echter niet alléén om droge voeten. Wieringen kent om meerdere redenen unieke plekjes (biotopen) voor unieke planten en dieren. Eén van de bijzonderheden van Wieringen is z’n ligging aan zee. Voor veel vogels ligt dit eiland op de route van het hoge noorden naar het verre zuiden. En zij schromen dan ook niet om hier, nabij de voedselrijke Waddenzee, een lange pauze in te lassen. Andere vogels komen speciaal hier naar toe om te overwinteren.

De zee heeft nog een tweede belangrijke invloed op de natuurwaarden van het eiland, namelijk die van het zoute water. Hoewel het eiland niet meer geheel door zeewater omringd wordt, weet het brakke grondwater nog op veel plaatsen door te dringen. Zo is zelfs in Polder Waard-Nieuwland de invloed van het brakke kwelwater nog merkbaar. Een laatste oorzaak voor de veelheid aan biotopen is de geologische opbouw van het eiland. De regen die op de heuvels valt, zakt weg in het dekzand, maar stroomt af over het slechts doorlatende keileem. Dit water treedt vervolgens aan de voet van de heuvels uit, als zoet, voedselarm kwelwater.

Het regenwater dat over de flanken van de keileemheuvels door het dekzand afstroomde, werd opgevangen door de zogenaamde walsloten. Dit zijn sloten die evenwijdig gegraven zijn aan de heuvels, om de lager gelegen kogen enigszins te vrijwaren van wateroverlast. Tegenwoordig doen deze walsloten dienst als belangrijke aanvoerkanalen van inlaatwater. Door grote hoeveelheden water vanuit het IJsselmeer in te laten heeft het water een voedselrijker en minder zoet karakter gekregen.

De gevolgen hiervan zijn zichtbaar in de flora en fauna. Soorten van zeer zoete, zeer voedselarme omstandigheden zijn geheel verdwenen. Op enkele plaatsen zijn nog wel typische planten van zoet, matig voedselarm water te vinden. In de zoete walsloten kwamen in tegenstelling tot brakwatersloten veel insecten voor.

Ondanks het bestrijden van de wateroverlast door middel van walsloten waren de kogen nabij de heuvels in het verleden zeer vochtig. De graslanden waren hierdoor minder geschikt om te worden beweid en werden voor het merendeel gebruikt als hooiland. Door het aanwezige micro-reliëf, waren er tal van gradaties in vochtigheid en daarmee in plantensoorten. Ook werden deze hooilanden niet of nauwelijks bemest. Al met al bracht dit een grote rijkdom aan plantensoorten met zich mee. De hooilanden werden gekenmerkt door kleurrijke planten van voedselarme, vochtige omstandigheden.

Hoog en droog.

Op de drogere heuvels is er net als in het verleden sprake van afwisselend akkerbouw en grasland. Veel van de akkers en de graslanden hebben echter door de intensivering van de landbouw hun oorspronkelijke soortenrijkdom verloren. En ook de tuunwoalkes die als veekering dienst deden zijn met de ruilverkaveling in 1947 verdwenen.

Zouden we rond 1900 een wandeling op het eiland hebben gemaakt, dan hadden we daar schrale (nimmer bemeste) graslanden aangetroffen, gekenmerkt door veel verschillende grassoorten. De akkers waren toentertijd fel gekleurd met bloemen en waren omringd door bloemrijke tuunwoalkes. Deze muurtjes bestonden uit gestapelde, weinig voedselrijke zoden en waren voornamelijk begroeid met plantensoorten van droge omstandigheden.

Op enkele plaatsen bovenop de keileemheuvels zit de keileem vrij dicht onder het oppervlak. Het neerslagwater kon hier niet snel in de bodem dringen, waardoor in het natte jaargetijde wateroverlast ontstond. Op plaatsen van grondwateroverlast zijn voor de afwatering van de heuvels greppels gegraven, ook wel sjanen genoemd.

Toekomstig Verleden.

Van de vroegere rijke natuur en cultuur zijn nog sporen in het landschap terug te vinden. Je zou kunnen zeggen dat de geschiedenis nog in hoofdlijnen uit het landschap te lezen is. Hierin kunnen aanknopingspunten worden gevonden voor de toekomst van de Wieringer natuur.

Er zijn talloze maatregelen om de natuur te behouden en te herstellen. Voor een deel worden deze maatregelen al uitgevoerd of kunnen ze vrij gemakkelijk worden uitgevoerd (zoals weidevogel- of randenbeheer). Andere maatregelen hebben een veel ingrijpender karakter. Ze zijn gebaseerd op nieuwe inzichten (bijvoorbeeld het herstel van het watersysteem) of vereisen een grondaankoop op basis van vrijwilligheid. Het is dan ook verstandig om voor dergelijke maatregelen een lange termijnplanning op te stellen.

Daarnaast is het goed om te kijken op welke plek je wat wilt. Niet alles hoort vanuit historisch en landschappelijk perspectief overal thuis. Stichting Landschapszorg beoogt cultuur- en natuuraspecten van het oude eiland Wieringen te behouden en te versterken.

Wieringen 1865

Cultureel erfgoed.

Cultureel erfgoed op het voormalige eiland Wieringen.

Het cultureel erfgoed op het voormalige eiland Wieringen omvat zeldzame en bijzondere “schatten".

© Copyright 2020. Stichting Landschapszorg Wieringen. Alle rechten voorbehouden. | Webdesign door ICT vanaf Morgen.